Vragenlijst

 

1. Onze organisatie streeft er vooral naar om:

a. door te groeien in de door ons gekozen richting.

b. te voorkomen dat onze huidige positie raakt aangetast.

c. een belangrijke plek in onze markt te bevechten.

d. onze positie te behouden en verder te verbeteren.

 

2. Onze klanten:

a. komen in feite vanzelf bij ons binnen.

b. zijn vooral diegenen die ons trouw blijven.

c. worden actief door ons opgespoord en benaderd.

d. kiezen bewust voor onze goede producten en service.

 

3. Onze omgeving vindt ons

a. slim en flexibel.

b. gedegen en betrouwbaar.

c. ouderwets en wat defensief.

d. fel en een beetje brutaal.

 

4. Als de concurrentie zich roert:

a. zoeken we bescherming door maatregelen van buitenaf.

b. kijken we nog extra goed naar onze interne procesbeheersing.

c. gaan we direct met veel energie het gevecht aan.

d. pareren we dat met slimme oplossingen en service.

 

5. Ons grootste risico is dat:

a. we zo bezig zijn met interne processen dat we de klant uit het oog verliezen.

b. we zoveel hooi op de vork nemen dat we het niet meer overzien.

c. onze klanten ontdekken dat de concurrentie beter is dan wij.

d. we onze ambities zo hoog stellen dat we die niet kunnen realiseren.

 

6. De toekomst van ons bedrijf is:

a. onzeker, maar we hebben goede kansen.

b. positief, we zijn goed bezig er naar toe te werken.

c. positief, we hebben een sterke positie en weinig bedreigingen.

d. onzeker, we teren vooral op het verleden.

 

7. Onze organisatiestructuur:

a. is tot in detail beschreven, en je moet je daar goed aan houden.

b. is rommelig, iedereen pakt gewoon aan wat er moet gebeuren.

c. is op hoofdlijnen helder, daarbinnen gaan we er flexibel mee om.

d. is een ingewikkeld geheel waar men zich eigenlijk niet veel van aantrekt.

 

8. De top:

a. bestaat in feite maar uit één persoon die hier de lakens uitdeelt.

b. bestaat uit een groot aantal functionarissen die veel met elkaar vergaderen

c. bestaat uit een paar mensen die elkaar behoorlijk aanvullen.

d. bestaat vooral op papier, de echte macht ligt bij de informele organisatie.

 

9. Vergaderen:

a. doen we zelden, we regelen de zaken tussen het werk door.

b. doen we veel, met goed voorbereide stukken en agenda’s.

c. doen we hier vaak, maar er komt weinig uit.

d. doen we regelmatig, zakelijk en effectief.

 

10. Regels en procedures:

a. er zijn er veel en over van alles, een strikte naleving is belangrijk.

b. hebben we nauwelijks, vandaar dat het af en toe mis gaat.

c. die zijn er volop, maar men trekt zich er in de praktijk weinig van aan.

d. zijn er alleen over belangrijke zaken, daar moet je je dan ook aan houden.

 

11. Innovatie en vernieuwing:

a. gebeurt hier nauwelijks, we doen de zaken op de vertrouwde manier.

b. komt gericht vanuit de slimme mensen bij ons.

c. gebeurt continu, we vinden steeds weer wat nieuws uit.

d. gebeurt in aparte groepen, de rest merkt er niet zoveel van.

 

12. Belangrijke beslissingen:

a. worden genomen na uitgebreide raadplegingen en overleg.

b. worden door de hoogste baas genomen, de rest voert ze uit.

c. zijn vaag en blijven nogal eens hangen in de mist.

d. neemt het MT nadat ze er samen goed over gepraat hebben.

 

13. Mensen werken hier omdat:

a. er een energieke en flexibele spirit heerst.

b. ze hier al lang zijn en gewend aan hoe het hier gaat.

c. ze hier kunnen buffelen en scoren.

d. het hier betrouwbaar en goed geregeld is.

 

14. De omgang met elkaar is meestal:

a. stevig, direct en soms wat bot.

b. voorzichtig en een beetje achterbaks.

c. vriendelijk en beleefd.

d. collegiaal maar scherp.

 

15. Kritische klanten vinden wij:

a. nuttig om onszelf scherp te houden.

b. lastig, we zijn ze liever kwijt dan rijk.

c. die moeten zich ook gewoon aan de regels houden.

d. goed om de strijd mee aan te gaan.

 

16. Als er in korte tijd veel werk verzet moet worden:

a. wordt er scherp gelet op de juiste taakverdeling en werktijden.

b. kun je gemakkelijk collega’s vragen om bij te springen.

c. kijk je gewoon hoever je ermee komt, morgen is er weer een dag hoor.

d. staat iedereen meteen klaar om het aan te pakken.

 

17. Onze leiding:

a. wil dat de zaken hier netjes en volgens plan verlopen.

b. zweept de zaken steeds op, is nooit tevreden.

c. wil van ons vooral geen gezeur aan de kop.

d. stimuleert de mensen om het beste uit zichzelf te halen.

 

18. Je komt hier hogerop als je:

a. veel kennis en ervaring hebt.

b. keihard werkt en je je zaken goed kunt voorkopen.

c. slimme dingen bedenkt en weet te realiseren.

d. je hier al lang werkt en niet lastig bent.